Paars is ten onder gegaan aan het gebrek aan normen en waarden anders dan de Zalmnorm. Het illustreert het aanhoudende aanpassingsproces aan de eisen van doelmatigheid. ‘Fortuyn legde de leegte hiervan genadeloos bloot’, stelt de politicoloog
Hans Blokland.

ROTTERDAM – Binnen enkele dagen presenteert de nieuwe ministersploeg van CDA, VVD en LPF zich op de trappen van paleis Noordeinde. Het regeerakkoord belooft volgens de critici niet veel goeds: het kabinet-Balkenende zal niet de revolutie van Pim Fortuyn in zijn vaandel dragen, maar heraut zijn van de restauratie. De politicoloog Hans Blokland, auteur van een geprezen wetenschappelijk werk over de gevolgen van de modernisering voor de politiek, weigert in de glazen bol van de toekomst te kijken. Wel wil hij zijn mening kwijt over wat Fortuyn teweeg heeft gebracht. ‘Pim heeft de leegte van paars genadeloos blootgelegd’, zegt Blokland. Het is een leegte waaraan premier Kok volgens hem een belangrijke bijdrage heeft gehad. Kok kon de doelstelling van economisch herstel bereiken doordat hij zijn ideologische veren had afgelegd. Daardoor wist hij het ideologisch onverenigbare te verenigen: het samengaan van PvdA en VVD in een kabinet. Zijn belangrijkste norm was de Zalmnorm. Maar een dergelijke technocratische norm beantwoordt niet aan hetgeen mensen van de politiek verwachten, stelt Blokland. ‘Mensen willen utopieen en de politiek moet hun die geven. En dat geldt voor geen enkele partij sterker dan voor de PvdA’, oordeelt Blokland.

De sociaal-democraten trachten van oudsher om het groeiende belang van markten en marktwerking te sturen door een ideaal te formuleren en een visie uit te dragen op de ‘rechtvaardige samenleving’. Maar dat ideaal hebben de sociaaldemocraten, zowel in Nederland als in de rest van Europa, in de afgelopen decennia onder het mom van de modernisering als ballast overboord gezet. Deels is dat keuze geweest, zegt Blokland, deels bittere noodzaak. De samenleving en haar besluitvormingsprocessen zijn zo complex geworden dat men vaak geen keuze had. Het is een impotentie die politici rechtvaardigen door te verwijzen naar afspraken in het kader van de Europese Unie, de economische globalisering of naar de markt, waarop men zegt geen invloed meer te kunnen uitoefenen. Het effect ervan is dat de politiek verwordt tot het geven van een antwoord op de vraag ‘wie krijgt wat, wanneer en hoe?’

Het zijn veelal technocratische en geen ideologische verdelingsvraagstukken. De complexiteit ervan is zo groot, dat burgers massaal afhaken, zoals de afgelopen jaren bleek uit de lage opkomst bij de verkiezingen. Toch slaagde Pim Fortuyn erin de politieke betrokkenheid te reanimeren. ‘Dat deed hij’, zegt Blokland, ‘door waarden te formuleren die niet rationeel zijn. Daarmee bood hij
mensen weer een venster op de utopie, waar het kiezersvolk naar smachtte. Zijn voorstellen gaven zicht op het gemeenschapsideaal en op de zelfontplooiing.’ Gezonde, vitale samenlevingen kennen een balans tussen doelstellingen en waarden, of zoals men in de sociologie zegt, tussen functionale en waardenrationaliteit. Maar in Nederland lijkt het evenwicht zoek, sinds opeenvolgende kabinetten van het op orde brengen van de overheidsfinancien een centrale doelstelling hebben gemaakt. Deze opdracht verminderde de keuzevrijheid aanzienlijk – een vrijheid die door door individualisering en rationalisering van de samenleving sowieso werd beperkt.
Nu alles lijkt te draaien om de verdeling van welvaart en macht zien zowel individuen als staten elkaar steeds meer als concurrenten. ‘En dat gaat volgens Blokland gepaard met een afkalvende interesse voor politiek en een snel tanende bereidheid om de sociale arrangementen te verdedigen.

Blokland, onderzoeker aan de prestigieuze Amerikaanse Yale University, ziet in zijn tweede vaderland wat deze ontwikkeling vermag. ‘Allerlei sociale happenings in de Verenigde Staten worden gerund door 70-plussers. Maar deze ”greatest generation”, zoals ze genoemd wordt, sterft uit. Wat overblijft zijn generaties die, van hoog tot laag, ervan overtuigd zijn dat zij volledig verantwoordelijk
zijn voor het eigen succes en falen. Dat leidt onherroepelijk tot harteloosheid en het ondermijnen van collectieve verzorgingsarrangementen zoals de welvaartsstaat.’

Blokland stelt dat de materiele overvloed de laatste decennia gepaard is gegaan met toenemend onbehagen. ‘In de Verenigde Staten neemt, blijkens onderzoek, het welbevinden al dertig jaar af. Veel mensen zijn klinisch depressief, sommigen plegen zelfmoord, steeds minder mensen geven aan tevreden te zijn met hun bestaan. Er wordt steeds meer gewerkt, ook door vrouwen en kinderen. Maar mede daardoor hangen gezinnen in de VS als los zand aan elkaar en is er steeds minder tijd voor die zaken die werkelijk bijdragen aan welbevinden, zoals sociale contacten.’

Een vergelijkbare ontwikkeling, met vertraging, ziet Blokland in Nederland. De processen van rationalisering maken de besluitvormingsprocessen steeds complexer. Het leidt tot toenemende vervreemding tussen de politiek en haar kiezers, oordeelt Blokland in het eerste deel van zijn trilogie , waarin hij aan de hand van denkers als Weber, Mannheim en Schumpeter de effecten van de modernisering op samenleving en democratie schetst.

Het proces van vervreemding beperkt zich niet tot de politiek. Ook in grootschalige organisaties van markt en overheid neemt Blokland vergelijkbare ontwikkelingen waar. Zo werkt de tucht van de markt het kortetermijndenken in de hand: bedrijven moeten zich voortdurend verantwoorden tegenover hun kapitaalverschaffers. Dat dwingt het management tot optimale beheersing van het productieproces. Het onbedoelde resultaat is dat medewerkers zich gekooid voelen en vervreemd raken van wat ze doen.
Die vervreemding wordt vooral gevoeld door professionals, zoals rechters, advocaten, artsen en leraren, zo blijkt ook uit reacties die Blokland op zijn boek krijgt. De bovengenoemde professionals zien kun (keuze)vrijheid en ontplooiingsmogelijkheden
bedreigd door een in de jaren zeventig gestart en een in de laatste jaren verhevigd rationaliseringsproces. Daarin zijn procedures een
doel.

Fortuyn raakte volgens Blokland een open zenuw toen hij deze voortschrijdende bureaucratisering in sectoren als de gezondheidszorg aansprak. Immers, een leraar of arts heeft voor zijn beroep gekozen omdat hij zijn beroep zo goed mogelijk wil uitoefenen en zijn tijd niet wil verdoen aan allerlei beheerstaken. Hoewel Blokland al langer aan zijn boek werkte, werd hem vorig jaar duidelijk hoezeer zijn onderzoek naar rationaliseringsprocessen op zijn plaats is: hij werd vermalen door de Nederlandse onderwijsbureaucratie. Blokland was ‘fellow’ bij de Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen (KNAW) en mocht alleen door de Erasmus Universiteit worden ‘overgenomen’ als hij, na afloop van zijn periode bij de KNAW, een vaste aanstelling zou krijgen. Maar hij raakte er verstrikt in een conflict tussen de faculteiten waaraan hij verbonden was en de universiteit over wie zijn salaris nu eigenlijk moest betalen. De faculteiten waren er niet toe in staat, de universiteit weigerde, omdat alleen faculteiten mensen in dienst hebben.

Blokland: ‘Het werd een frustrerende periode, die een geweldige weerslag heeft op je welbevinden. Anderhalf jaar lang lieten ze me aan een touw bungelen. Je bent overgeleverd aan een bureaucratie die je fijnmaalt. Je weet niet wie op welk moment en met welke motivatie besluiten neemt.’ Toen Blokland meende de dans te hebben ontsprongen, omdat de voorzitter van het college van bestuur (een beroepsmanager) op het punt stond met pensioen te gaan, ging de telefoon over: of hij zich wilde komen melden. De voorzitter van het college bleek een man die een opgeruimd bureau achterlaat. Hij bood een schadevergoeding aan, nadat hij Bloklands doodvonnis had getekend met de woorden: ‘U beschikt over een kennis en een expertise waaraan wij in onze marktgerichte samenleving niet langer behoefte hebben.’ Blokland vertrok daarop naar de Verenigde Staten.

Cees van Lotringen. Het Financieele Dagblad. 6 juli 2002
Hans Blokland: De modernisering en haar politieke gevolgen: Weber, Mannheim en Schumpeter. Deel 1: een rehabilitatie van de politiek. Amsterdam: Uitgeverij Boom. 2001

Schreibe einen Kommentar

Deine E-Mail-Adresse wird nicht veröffentlicht. Erforderliche Felder sind mit * markiert