In een van onze enquêtes hebben wij 391 Duitse burgers gevraagd in hoeverre zij instemden met de stelling „ik vertrouw erop dat de media in Duitsland fair en evenwichtig over actuele maatschappelijke zaken berichten.“ Slechts 3% van de ondervraagden was het “zeer eens” met de stelling en slechts 16% was het “eens”. Alle anderen wisten het niet zo zeker (40%), waren het “oneens” (20%) of waren het er “helemaal niet mee eens” (21%). De mensen die we hebben geïnterviewd waren geen representatieve steekproef van de bevolking. Het was erger: het waren vooral beter opgeleide maatschappelijk werkers, ambtenaren en onderwijzers, en jongeren die nog op school zaten (21% van het totaal). Het ging daarenboven niet alleen om mensen uit Oost-Duitsland, die bekend zijn om hun wantrouwen van de pers. De meerderheid kwam uit het Westen. De enquêtes zijn sinds 2017 verzameld en het resultaat is dus niet bepaald door specifieke gebeurtenissen, zoals de Corona pandemie. Men kan dus concluderen dat slechts een minderheid van de Duitse bevolking de eigen pers vertrouwd.

Onze waarnemingen zijn niet uniek. Keer op keer komt uit onderzoek naar voren dat het vertrouwen van Duitse burgers in de eigen media zeer gering is. In Nederland is de situatie overigens niet veel rooskleuriger: uit cijfers van het CBS blijkt, dat slechts ongeveer een derde van de bevolking stelt “heel veel” of “tamelijk veel” vertrouwen in de pers te hebben. Daarmee is de pers de minst vertrouwde Nederlandse beroepsgroep. Zelfs politici, ambtenaren, banken, grote bedrijven en de Europese Unie scoren beduidend hoger.

Dit wantrouwen heeft diverse oorzaken die niet alleen met de pers zelf samenhangen. Zo heeft de opkomst van sociale media wereldwijd bijgedragen aan het ondermijnen van de positie van de gevestigde media. Sociale media bieden eenieder de mogelijkheid, ongefilterd door redacties, “waarheden” de wereld in te slingeren, waarheden die (vaak zeer terecht) geen aandacht in de gevestigde media krijgen, zodat de indruk ontstaat dat journalisten zaken achterhouden of doodzwijgen. Het is eigen aan de mens te vermoeden dat alles uiteindelijk door iets wordt gewild en bepaald, en wanneer de pers niet over dit “iets” publiceert, dan kan het niet anders zijn, dat ons iets wordt verzwegen. Degenen die hiervan sterk zijn overtuigd, en dus hoog gemotiveerd zijn, hebben door het web meer dan in het verleden de mogelijkheid gekregen daarvan kond te doen.

Dit alles bewijst echter niet dat de media boven iedere kritiek verheven zijn.

Veelal wordt in Duitsland niet alleen aan de onpartijdigheid en geïnformeerdheid, maar ook aan de onafhankelijkheid van de pers getwijfeld. In een recente studie van de Stiftung Neue Verantwortung observeren Meßmer, Sängerlaub en Schulz: “Het idee dat er gezamenlijke machinaties zijn tussen media en politiek is wijdverbreid: Een kwart van de respondenten deelde de beschuldigingen van “Lügenpresse”. 25 % was het eens met de stelling dat media en politiek hand in hand werken om de opinie van de bevolking te manipuleren (nog eens 28 % zegt dit gedeeltelijk te onderschrijven). 24% is van mening dat de bevolking in Duitsland systematisch door de media wordt voorgelogen (nog eens 30% zegt gedeeltelijk). Slechts de helft van de respondenten wist dat nieuws over een federale minister mag worden gepubliceerd zonder toestemming van het desbetreffende ministerie” (2021: 5).

Zeker de onafhankelijkheid van de (met jaarlijks 8 miljard Euro ondersteunde) publieke zenders wordt laag ingeschat. Slechts ongeveer de helft van de respondenten wist dat het parlement niet kon beslissen waarover de publieke zenders berichten. 22% meende te weten dat de berichtgeving door de politiek wordt vastgesteld en 24% wist het niet zeker. Een derde van de ondervraagden was in de vaste overtuiging dat de publieke omroep een dienst van het Staatsministerie van Cultuur en Media vormde. 40% wist de vraag niet te beantwoorden.

De Deutsche Demokratische Republik is springlevend

Zeker in Oost-Duitsland is het wantrouwen in de pers hoog. Men heeft hier deels ook goede redenen voor. In zijn „30 Jahre staatliche Einheit – 30 Jahre mediale Spaltung. Schreiben Medien die Teilung Deutschlands fest?“ presenteert de mediawetenschapper Lütz Mükke enige veelzeggende oberservaties. Hij constateert dat in de leidinggevende posities van alle nationale private en publieke massamedia bijna geen enkele Oost-Duitser is te vinden, dat bijna alle regionale kranten in het Oosten in het bezit zijn van West-Duitse ondernemingen, dat ook hier bijna al het leidinggevende personeel uit West-Duitsland komt (zoals ook bij de in Oost-Duitsland gevestigde publieke omroepen) en dat er ook zeer weinig journalisten zijn of opgeleid worden die uit Oost-Duitsland stammen.

Dit alles verklaart dat door de richtinggevende Duitse media op een specifieke wijze over Oost-Duitsland en zijn burgers wordt gerapporteerd: “Hun discours over Oost-Duitsland beperkte zich tot de Stasi, doping, het wanbeheer van de economie door de DDR, het onrechtsregime, de PDS (opvolger van de SED – HTB), de milieuramp, de doden bij de Muur, en rechts-radicalisme” (2021: 28). Mükke citeert Hans-Jörg Stiehler, emeritus hoogleraar media-onderzoek aan de Universiteit van Leipzig: “Dit waren allemaal discoursen van delegitimisering waarin West-Duitse leidende media en meestal West-Duitse commentatoren de DDR bekritiseerden en veroordeelden. In deze vertogen werden ook altijd het leven en de prestaties van de DDR-burgers enigszins in diskrediet gebracht” (2021: 28). Tot op de dag van vandaag hebben nationale kwaliteitsmedia als Die Frankfurter Allgemeine, Die Zeit, Der Spiegel, und die Süddeutsche Zeitung geen of slechts in zeer beperkte mate bureaus en journalisten in de nieuwe deelstaten. Men bericht vanuit Hamburg, Frankfurt en München over Oost-Duitsland alsof het een buitenland betreft; en deels is dat ook zo.

Het kan dan ook geen verbazing wekken, dat de belangrijkste Duitse media niet of nauwelijks in Oost-Duitsland worden gevolgd. De FAZ heeft alhier 7900 abonnees, 3,4% van het totaal (15% van de Duitsers leeft echter in Oost-Duitsland, waarbij Berlijn tot het Westen wordt gerekend); 2,5% van de SZ-abonnees is woonachtig in Oost-Duitsland, 3,9% van de Der Spiegel-abonnees. Mükke stelt: „Na de hereniging bleven de West-Duitse opiniemakers en debatleiders uitsluitend publiceren voor de goed opgeleide midden- en hogere klasse van West-Duitsland, waardoor zij sterk bijdroegen tot de bestendiging van “Oost” en “West”. De vertegenwoordiging en integratie van Oost-Duitsland en de Oost-Duitsers was decennialang geen serieuze zorg van hen. FAZ, Die Zeit, Der Spiegel of SZ zijn de toonaangevende media van de oude Bondsrepubliek gebleven, die tot op de dag van vandaag bijna niemand in Oost-Duitsland leest”. (2021: 27).

Mükke acht het plausibel dat de wijze waarop burgers uit Oost-Duitsland zijn en worden gerepresenteerd en gepresenteerd sterk heeft bijgedragen aan hun meer dan gemiddelde sympathie voor rechts-populistische bewegingen, een sympathie die zich ook tegen de media richt (2021: 42). Het Leidmotief van populisme is immers dat het gewone volk niet door de elite wordt waargenomen en gehoord.

Maakt de Duitse pers deel uit van de macht?

De geografische concentratie van media en de eenzijdige berichtgeving die deels daaruit resulteert, is natuurlijk geen puur Duits fenomeen. Ook in Nederland is het zo dat eenieder die erin slaagt een putje op een gracht in Amsterdam te graven, kan rekenen op een nationale mediale uitstraling. Kunstenaars, schrijvers, wetenschappers of andere mensen die mogelijk iets mee te delen hebben, maar niet naar Amsterdam wensen te verhuizen, hebben doorgaans veel moeilijker toegang tot nationale kranten, tijdschriften, radio- en televisiezenders. In Frankrijk en Engeland is de situatie niet veel anders.

Niettemin, de ondoordringbaarheid van de Duitse media en het gebrek aan representatie lijken groter dan elders. Duitse journalisten lijken meer dan in sommige andere landen afhankelijk te zijn van vertegenwoordigers van de machtsstructuur die wordt gevormd door de staat en het bedrijfsleven om “nieuws” te krijgen. Zij lijken minder dan elders geneigd om in de samenleving naar informatie te zoeken door contact op te nemen met doorsnee burgers en andere informatiedragers die niet ergens een “positie” hebben en niet de titels, ambten en uniformen hebben die daarbij horen. In plaats daarvan praten zij met mensen met een hogere positie in de politiek of het bedrijfsleven, waarbij zij er impliciet vanuit lijken te gaan dat mensen die niet over dergelijke machtsposities beschikken geen relevante informatiebronnen kunnen zijn. Als mensen iets interessants te zeggen hadden, zouden ze deel uitmaken van de macht, nietwaar? De Kapitein von Köpenick is nog steeds in leven. Het gevolg is dat steeds dezelfde mensen de kans krijgen hun feiten en opvattingen te verspreiden, en dat de machtsstructuur tamelijk ondoordringbaar en onwankelbaar is.

Illustratief is een recente studie van de onderzoeksinstelling Das Progressive Zentrum. In Die Talkshow-Gesellschaft (2020) hebben Fröhlich en Hillje de achtergronden geanalyseerd van de mensen die de afgelopen drie jaar te zien waren in de vier belangrijkste talkshows op de Duitse televisie. Zij stelden onder meer vast dat tweederde van de genodigden politici en journalisten waren en dat minder dan 3% van de genodigden het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigde. Van deze 3% was tweederde activist. Vertegenwoordigers van Ngo’s kregen nauwelijks gelegenheid het woord te voeren. 70% van de politici was actief op nationaal niveau, slechts 7% op Europees niveau en 2% lokaal. De pool van politici waaruit de deelnemers werden geselecteerd was ook tamelijk beperkt: het lijkt erop dat Duitsland niet meer dan ongeveer 15 politici telt (het nationale parlement telt echter al meer dan 700 leden). Bovendien was 85% van de politici afkomstig uit West-Duitsland en slechts 15% uit het Oosten. Van de tien gasten uit de particuliere sector vertegenwoordigden er acht de werkgevers. Vakbonden of consumentenorganisaties kregen nauwelijks de kans om hun standpunten en belangen naar voren te brengen, hoewel deze instellingen bij de Duitse burgers in hoog aanzien staan.

De pers in Duitsland lijkt een soort gesloten vennootschap te zijn. Een gemiddelde burger die de behoefte voelt om iets aan een breder publiek mee te delen, heeft nauwelijks toegang. Een van de redenen waarom de diesel-affaire, waaraan duizenden medewerkers van ondernemingen als Volkswagen, Daimler en Bosch betrokken waren, niet in Duitsland maar eerst in de Verenigde Staten aan het licht kwam, is waarschijnlijk deze geslotenheid. Dezelfde pers maakt het goeddeels onmogelijk om het twijfelachtige politieke verleden van mensen in machtsposities publiekelijk ter discussie te stellen.[1] Dezelfde pers wordt ook iedere keer volkomen overvallen wanneer duizenden “Wutbürger” door de straten marcheren en demonstreren tegen de ondergang van het Avondland, de aanleg van een treinstation of Coronamaatregelen. Men heeft veelal geen idee wat deze boze burgers motiveert, simpelweg omdat men zelden met burgers in contact treedt.

Het ontbreken van mediacompetentie

Wanneer de pers niet wordt vertrouwd, gaan burgers op zoek naar andere informatiebronnen, naar alternatieve feiten, een zoektocht die het wantrouwen in de gevestigde media in de regel verder versterkt. Deze bronnen vindt men vandaag vooral op internet. Internet, zoals al gesteld, heeft geen redacties die zin en onzin, waarheid en leugen, van elkaar proberen te scheiden. Wanneer men zich hier gaat bewegen, dan is mediacompetentie derhalve geboden, meer dan ooit.

Deze gewenste mediacompetentie ontbreekt echter bij grote delen van de bevolking. De reeds aangehaalde studie van de Stiftung Neue Verantwortung laat zien dat met name lager opgeleiden, mensen ouder dan 40 en mensen die neigen naar rechts-populisme moeite hebben om onderscheid te maken tussen informatie, desinformatie, opinie en reclame. Zij begrijpen zelden de belangenconflicten die brengers van informatie kunnen hebben, en zijn minder goed in staat om alternatieve informatiebronnen te zoeken. Onder deze mensen tieren complottheorieën welig. Een studie van Jochen Roose („Sie Sind Überall“) laat zien, dat een derde van de bevolking van mening is dat de bewering dat de wereld wordt beheerst door geheime machten waarschijnlijk waar is (19%) of zeker waar is (11%). In een vervolg vraag werd daarbij uitgesloten dat mensen abstracte grootheden als “God” of “Lot” bedoelden. Het gaat om de overtuiging dat mensen en organisaties clandestien aan de touwen trekken (2020: 21-2).

Hoogontwikkelde landen waar mensen makkelijk 12 jaar in onderwijssystemen verblijven, zouden hun burgers kunnen voorbereiden op de kakafonie van berichten die buiten de school op hen wacht. Maar net als in zoveel andere landen wordt in het Duitse onderwijs niet of nauwelijks aandacht besteed aan media competentie of aan de daaraan voorafgaande bekwaamheid om de plausibiliteit van uitspraken in te schatten. Meßner, Sängerlaub en Schulz schrijven: “Digitale nieuws- en informatiecompetenties zijn nog steeds geen systematisch onderdeel van de curricula. Vooral in middelbare scholen lijken dimensies van mediageletterdheid die verband houden met politieke vorming … de afgelopen decennia grotendeels te zijn verwaarloosd. Dit is bijzonder gevaarlijk omdat … laaggeschoolde jongeren de sociaal-demografische groep vormen die het laagst scoort op competenties en tegelijkertijd ook een bijzonder laag vertrouwen in de politiek en de media vertoont. Hier kunnen we niet voorzien welke verdere sociale conflicten deze polarisatie met zich mee kan brengen” (2021: 7).

Ook wij hebben in onze projecten in scholen iedere moeten constateren dat adolescenten veelal goeddeels onwetend zijn over wat er zich in de wereld afspeelt, niet weten hoe ze aan betrouwbare informatie kunnen komen, niet weten hoe men plausibele informatie kan onderscheiden, en ook geen idee hebben wat eigenlijk “kennis” is (Blokland 2020a). Zij zijn dan ook makkelijke prooien van desinformatiecampagnes en complottheorieën.

De lange termijn gevolgen voor de democratie van al deze ontwikkelingen kunnen groot zijn. Een pers die zich in belangrijke mate los heeft gezongen van de samenleving; burgers die zich niet gerepresenteerd voelen en daarom op zoek gaan naar alternatieve informatiebronnen; een kakafonie van mis- en desinformatie en manipulatie op het “vrije” internet; burgers die de competenties missen om zin van onzin en waanzin te onderscheiden; ongeïnformeerde, gemanipuleerde burgers en “vrije” verkiezingen. Ik wil hier weg.

 

Literatuur

Blokland, Hans. 2020a. Warum gab es eine Mauer zwischen Ost- und Westdeutschland und nicht eine zwischen Nord und Süd? Reden über Diskriminierung, Antisemitismus, Rassismus, Sexismus, Homophobie in Brennpunktschulen in Hamburg.

Blokland, Hans. 2020b. Opportunisten in der politischen Bildung für Demokratie, Freiheit und Respekt: der lange Weg zur Demokratie.

Fröhlich, Paulina and Johannes Hillje. 2020. Die Talkshow-Gesellschaft. Repräsentation und Pluralismus in öffentlich-rechtlichen Polit-Talkshows. Berlin: Das Progressive Zentrum.

Goldmann, Fabian. 2020. Gäste in TV-Talkshows: Mehr Vielfalt bei der Auswahl, bitte!“ Deutschlandfunk Kultur.

Meßmer, Anna-Katharina, Alexander Sängerlaub and Leonie Schulz. 2021. „Quelle: Internet“? Digitale Nachrichten- und Informationskompetenzen der deutschen Bevölkerung im Test. Berlin: Stiftung Neue Verantwortung.

Mükke, Lütz. 2021. 30 Jahre staatliche Einheit – 30 Jahre mediale Spaltung. Schreiben Medien die Teilung Deutschlands fest? Frankfurt am Main: Otto Brenner Stiftung.

Roose, Jochen. 2020. Sie Sind Überall: Eine Repräsentative Umfrage zu Verschwörungstheorien. Berlin: Konrad Adenauer Stiftung

 

Voetnoot

[1] Ook dit illustreert de verwevenheid in Duitsland van de pers en de gevestigde orde. Voor een schrijnend voorbeeld, zie onze ervaringen met de Brandenburgische Landeszentrale für politische Bildung: Blokland 2020b.

Schreibe einen Kommentar

Deine E-Mail-Adresse wird nicht veröffentlicht. Erforderliche Felder sind mit * markiert